Terugblik: dit was de Toets2daagse
Op 6 en 7 december 2022 organiseerde de werkgroep Toetsen op afstand samen met de Special Interest Group Digitaal Toetsen en
Docentprofessionalisering staat bij veel onderwijsinstellingen op de agenda. Maar hoe zorg je ervoor dat het van agendapunt een thema wordt waar niemand omheen kan? Wat maakt dat docenten warm blijven lopen voor innovatie? Het creëren van goede voorwaarden om innovatie te laten ontstaan is een essentieel beginpunt, blijkt uit deelname van Radiant – een samenwerkingsverband van negen hogescholen – aan het Versnellingsplan. De motor is het voortdurend leren kijken buiten de grenzen van je eigen hogeschool, je eigen domein én de onderwijssector.
“Er zijn verschillende redenen waarom innovatie binnen het onderwijs aandacht krijgt. Een bestuurder besluit bijvoorbeeld dat er meer geïnnoveerd moet worden met ict. Maar als die behoefte op de werkvloer niet zo gekend wordt, gebeurt er niets. Gijs van Wulfen noemt dit in zijn innovatiedoolhof de noodzaakroute.” Aan het woord is Kees Ritmeester, programmamanager innovatie bij Driestar educatief en namens Radiant lid van de zone Faciliteren en professionaliseren van docenten.
“Een andere route is die van het klantknelpunt. Er gebeurt iets waardoor een docent of student de behoefte heeft om het anders te gaan doen. Zoals met corona, toen studenten opeens compleet online onderwijs moesten krijgen. Eerst riep dat bij studenten en docenten een gevoel van onbehagen op. Ze kregen oud onderwijs in een nieuw jasje en dat knelde. Het klantknelpunt daagt uit om te kijken wat nu wél en niet werkt met blended learning. Hoe ontwerp je het onderwijs zo dat dat je de mogelijkheden die ict biedt zo goed mogelijk kunt inzetten, zodat leerlingen tot mooi leren komen?”
Het klantknelpunt wordt binnen veel instellingen gevoeld. Ook bij De Kempel Hogeschool in Helmond. “Een jaar geleden besloot het management werk te maken van docentprofessionalisering. Door corona beseft iedereen dat technologie verrijkend kan zijn op het gebied van didactiek en inhoud. Maar voordat je resultaten boekt, zijn inspanningen nodig. En je weet niet precies wat het gaat opleveren”, vertelt Frank Coenders. Hij is naast docent ICT en Media bij De Kempel Hogeschool in Helmond ook voorzitter van deze sectie. Vanuit die positie houdt hij zich bezig met innovatie binnen het pabo-onderwijs.
Maar waar te beginnen met docentprofessionalisering en innovatie? Ritmeester gelooft in het zo creëren van voorwaarden ‘dat het risico op innovatie zo groot mogelijk wordt’. Hij gebruikt veelvuldig modellen om het proces in beeld te brengen. En daarmee de kans van slagen te vergroten. “Als je als hogeschool echt veel effect wilt hebben van een Versnellingsplan en van een innovatietraject, dan moet je ervoor zorgen dat die innovatietrajecten door de hele organisatie hun weg vinden. Van bestuurder, onderwijsmanager, leidinggevende tot docent: alle neuzen moeten dezelfde kant op. Dus moet je ruimte scheppen, want anders kom je niet tot interessante innovatieve voorstellen”, zegt Ritmeester. “En wat buitengewoon belangrijk is, is dat je bereid bent om aandacht en tijd te creëren. Voor creativiteit, inspiratie, motivatie en eigenaarschap.”
Toen Ritmeester twee jaar geleden werd gevraagd voor de functie van projectleider, legde hij een plan van aanpak op tafel als vertrekpunt voor innovatie. Elke hogeschool – negen in totaal – moet worden uitgerust met een klein docententeam. “Innovatiecelletjes”, aldus Ritmeester. Elke cel heeft een eigen kwartiermaker. De kwartiermakers van de verschillende hogescholen treffen elkaar maandelijks. Zij zijn verantwoordelijk voor het (door)ontwikkelen van zogenaamde ‘ontdeklabs’ of ‘innovatielabs’. In deze labs proberen docenten -maar ook studenten en het werkveld- van verschillende vakgroepen verschillende methodieken met ict uit.
En drie keer per jaar worden alle docenten van elke hogeschool op een docentendag bij elkaar gebracht om met innovatieve thema’s aan de slag te gaan. Twee keer per jaar is er ook een overleg met het bestuur en ook met het management gepland, voor borging van het Versnellingsplan. “De kunst is om de opbrengsten op een goede manier in de verschillende onderwijsgemeenschappen te laten landen”, aldus Ritmeester. Voor een duidelijke focus gingen alle aangesloten scholen zich richten op blended learning en het ontwikkelen van innovatielabs.
De kritische succesfactor? Dat zijn docenten die bereidt zijn om met andere ogen naar hun reguliere lespraktijk te kijken. Die het een uitdaging vinden om met anderen nieuwe wegen te verkennen. Voorwaardelijk hierbij is tijd. Elke deelnemende docent moet voor een deel worden vrijgespeeld om zich te kunnen richten op innovatie. “Elke docent die als kwartiermaker in het professionaliseringsplan meedoet, krijgt in zijn of haar jaarplaatje minimaal 80 uur om hiermee bezig te zijn, voor elke deelnemende docent in de innovatiecellen is er minimaal 60 uur”, vertelt Ritmeester. “Dat is op bestuurlijk niveau afgesproken. De ‘top’ moet deze ruimte beschikbaar stellen en de docent moet op zijn beurt die tijd ook echt daadwerkelijk benutten.”
Peter Hagenaars, docent wetenschap technologie aan Iselinge (pabo) Hogeschool in Doetinchem, werd kwartiermaker. Om zijn collega’s te enthousiasmeren voor innovatie, liet hij hen het verandermodel van Knoster zien. “Zo werd duidelijk wat we samen konden bereiken. Ook verwees ik naar het Tpack-model om ict vanuit de onderwijskundige kant vorm te geven. Je hebt tenslotte wel draagvlak nodig bij de docenten en dan wil je werken volgens modellen die succesvol blijken.” Vervolgens werden er twee leergemeenschappen opgericht rondom de thema’s blended learning en innovatielabs. Docenten werden op basis van hun interesses en vraagstukken hieraan gekoppeld.
Ook Coenders werd kwartiermaker namens De Kempel Hogeschool. Hij schreef een voorstel voor onderwijsinnovatie met als doel dat alle docenten in 2025 digitaal geletterd zijn. Dat ze weten hoe technologie effectief in te zetten in de eigen opleidingsdidactiek. Vervolgens werd er een innovatiecel opgericht met vijf docenten die zo’n twintig docenten onder hun hoede kregen in de zoektocht naar de toepassingen van innovatie in het onderwijs.
Behalve dat het in de jaarplaatjes is vastgelegd dat docenten tijd hebben om zich te buigen over innovatie, is er nóg een succesfactor, weten Hagenaars en Coenders: het hogeschooloverstijgende onderlinge contact, oftewel het netwerkleren. Niet alleen voor de kwartiermakers zelf, maar ook voor de docenten die doorgaans voor de klas staan en nu andere collega’s ontmoeten. Dat gebeurt binnen de innovatiecellen, de leergemeenschappen en de docentendagen. Hagenaars: “Voor een module over toekomstgericht onderwijs zijn vier collega’s aangesloten die daar vanuit verschillende vakken inhoud aan geven. Van robotica tot probleemoplossend denken. Docenten raken geïnspireerd en je ziet dat ze met een nieuw curriculum komen.” Dat vindt hij dan ook een opvallende bijvangst: “Als vakdocent spreek je voornamelijk met andere vakdocenten binnen je hogeschool. Je deelt zo’n beetje dezelfde visie, didactiek. Juist door met docenten van andere vakken te praten, ontstaan nieuwe ideeën. Daar worden de lessen ook beter van.”
De eerste docentendagen boden geen vast programma. Er was vooral ruimte voor docenten om zelf met innovatievragen te komen, blikt Ritmeester terug. “Die vragen hebben we met elkaar gedeeld. Daaruit zijn groepjes ontstaan op basis van interesses die hogeschooloverstijgend met elkaar zijn gaan samenwerken.” Er kwamen vragen binnen als ‘hoe kan ik onderwijs met ICT vormgeven aan jonge kinderen bij aardrijkskunde’. Daar gingen vervolgens een aantal aardrijkskundedocenten mee aan de slag. Of: hoe kunnen we met behulp van video’s over rekenen de zelfstandigheid van studenten vergroten?” Doel was niet om instructievideo’s te maken, maar video’s waarin didactiek en pedagogiek met elkaar waren vervlochten, door en voor docenten en studenten. Met elkaar bezochten we een innovatief bedrijf in Amsterdam. Dat gaf veel stof tot nadenken: geven we onderwijs op de goede manier? En hoe kan het beter?”
Ritmeester: “Je creëert nieuwe gezichtspunten; het meervoudige perspectief. Je kijkt niet alleen naar je college, maar ook hoe andere hogescholen iets aanpakken. En je legt samen je oor te luister bij bedrijven, maatschappelijke instellingen die op een totaal andere manier werken. Om dan iets moois te bereiken, is samenwerking nodig, de bereidheid om nieuwe wegen in te slaan én een grote liefde voor het vak.” Dat laatste is niet te onderschatten motor voor vernieuwing. “Als je enthousiaste mensen rond een vak bij elkaar brengt, dan ontstaat er altijd inspiratie, motivatie en eigenaarschap.”
De docentendagen blijken uit de jaarlijkse evaluaties een belangrijk vliegwiel om de interesse voor innovatie te blijven aanjagen. Alleen: het enthousiasme bleek een tijdelijk effect. Want tussentijds verslapte de aandacht. Hoe zorg je ervoor dat docenten nieuwsgierig blijven naar innovatie? Dat lukt deels door ondersteuning te bieden, vindt Coenders. “Een collega wilde bijvoorbeeld een tool gebruiken voor feedback. Dan bespreken we wat de behoefte is, welke tools beschikbaar zijn en welke tool de beste oplossing is voor feedback van een kwalitatief hoog niveau. En je zorgt ervoor dat de docent zich voldoende competent voelt om met dit middel aan de slag te gaan. Want anders wordt het niet gebruikt. Maar ook benaderen we zelf docenten met voorbeelden die wellicht interessant zijn voor hun vakgebied. Dan creëren we de vraag.”
Om de aandacht vast te houden, organiseert Hagenaars als kwartiermaker extra online bijeenkomsten voor docenten. “We hebben bijvoorbeeld de tool Thinglink besproken waarmee je interactieve beelden kunt maken. Iedereen die geïnteresseerd was kon aanhaken. Dan zie je dat docenten daar ook zelf iets mee willen gaan doen.” Daarnaast organiseert hij nu aan het einde van het jaar een onderwijscafé waarin alle geleerde lessen en nieuwe inzichten worden gedeeld.
Uitdagingen zijn er nog steeds. Want welke vaardigheden moeten docenten uiteindelijk eigen hebben gemaakt? Hoeveel mag je van hen verwachten? Bij Iselinge is het doel om twintig procent van het onderwijs online aan te bieden. Hagenaars: “Maar niet iedereen is op dit moment even vaardig om dat online onderwijs op een goede manier in te vullen. De directie heeft wel gezegd dat iedereen mee moet in deze ontwikkeling, zowel binnen de innovatielabs als binnen blended learning. Daarom besteden we er ook studiedagen en ontwikkeldagen aan. Elke docent zal zijn weg hierin moeten vinden.” Coenders: “Moet je een soort minimumniveau bepalen? En zo ja, wat is dat niveau dan? En dan komt het moment dat we voor sommige mensen meer sturend moeten zijn, bijvoorbeeld in het aanbieden van workshops. Het kan niet zo zijn dat iemand zegt: ‘Ja, ik heb niets met technologie, dus doe ik daar ook niets mee.’ Dat station zijn we wel gepasseerd. Maar wat dan precies wél? Het is interessant om dat met elkaar te bespreken.”
Mooie resultaten zijn er inmiddels geboekt. In het ICT-lab (Innovate Create Together) werd een digitale poster ontwikkeld voor de theoretische onderbouwing van een innovatielab, met daaronder een aantal good practices. Ook voor andere pabo’s te gebruiken. Coenders vertelt over docenten die voor het vak geschiedenis een digitale escaperoom bouwden. Van docenten die onderzochten hoe film kon bijdragen aan het leren van studenten tot een docent die studenten een podcast liet maken over hun pedagogische taken.
Toch draait het in het innovatieproces niet om de concrete resultaten, vindt Ritmeester. “Het ontstaan van innovatielabs is fantastisch en ook wat het samenwerken met elkaar oplevert. Maar wat ik verrassend vind is dat je op een nieuwe manier gaat kijken. Daardoor ontstaat ruimte in je hoofd. Die ruimte maakt het mogelijk dat je open staat voor nieuwe ideeën en inzichten. Vervolgens breng je verandering teweeg: in je lessen, maar ook in regels en routines van de organisatie.”
Tekst: Hester Otter
Afbeelding: Foto door Skye Studios via Unsplash
Deel deze pagina
Op 6 en 7 december 2022 organiseerde de werkgroep Toetsen op afstand samen met de Special Interest Group Digitaal Toetsen en
Van meer en kwalitatief goede reacties op cursusevaluaties tot het monitoren van de academische schrijfvaardigheid van studenten. Sinds oktober 2022
Stel je voor: je bent een EdTech startup gestart, maar weet niet zo goed hoe je verder moet gaan en
Dit artikel is geschreven door: Mira Buist-Zhuk, Hans Beldhuis, Susanne Täuber (Rijksuniversiteit Groningen) & Robert Schuwer (aanvoerder van de zone Leermaterialen).
Blijf op de hoogte van het Versnellingsplan