Bouwstenen voor flexibel onderwijs
Wil jij aan de slag met flexibilisering van het onderwijs? En daadwerkelijk flexibel onderwijs ontwikkelen binnen je instelling? Deze publicatie
Versnellingsplan | Pilot Microcredentials
Na de zomer start de zone Flexibilisering van het onderwijs met een landelijke pilot microcredentials. Maar wat houdt het precies in? Dat lees je op deze pagina.
Het Versnellingsplan heeft flexibilisering en modularisering in het hoger onderwijs hoog op de agenda gezet. De ontwikkeling van microcredentials sluit daarop aan en kan een boost geven aan een flexibeler onderwijsaanbod. Om deze ontwikkeling vorm te geven gaat vanaf oktober 2021 de pilot ‘Microcredentials in het Hoger Onderwijs’ van start. De pilot is toegankelijk voor alle Nederlandse publieke instellingen en heeft een looptijd van pilot van ruim twee jaar. Geïnteresseerde instellingen kunnen zich vanaf 1 juli 2021 inschrijven (zie tab ‘Deelnemen aan de pilot’). De pilot richt zich op professionals die zich willen laten omscholen, bijscholen of opscholen.
Microcredentials hebben een kleinere omvang met herkenbare en erkenbare waarde
Met de pilot streven we ernaar dat het Leven Lang Ontwikkelen (LLO) aanbod van de instellingen een duidelijke en herkenbare waarde krijgt in het stelsel, zoals dat nu ook geldt voor bachelors, masters, associate degrees en phd’s. De microcredential is een betrouwbaar certificaat waarmee professionals kunnen aantonen wat ze weten, kunnen en begrijpen na succesvolle afronding van een onderwijseenheid. De microcredential geeft met andere woorden een zelfstandige waarde aan een kleinere onderwijseenheid. Bij een microcredential gaat het niet alleen om het eindresultaat. Het gehele proces, inclusief de leeractiviteiten en bijbehorende toetsing van leeruitkomsten, geeft waarde aan een microcredential.
Microcredentialing stimuleert flexibilisering en een Leven Lang Ontwikkelen
Door microcredentials te introduceren voor professionals kan het Leven Lang Ontwikkelen (LLO) een enorme boost krijgen. Veel instellingen hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een relevant en interessant onderwijsaanbod voor werkenden. Met microcredentials kunnen ze professionals nog beter aanspreken. De omvang en waarde van microcredentials maken het aantrekkelijk voor professionals om zich in het hoger onderwijs te specialiseren, bijscholen of omscholen.
Op dit moment kennen professionals grofweg twee opties om hoger onderwijs te volgen: een geaccrediteerde (deeltijd) opleiding of een niet-geaccrediteerde module of cursus. Het volgen van geaccrediteerd hoger onderwijs is daarmee een flinke tijdsinvestering voor werkenden. Modules of andere kleine onderwijseenheden passen vaak beter bij de flexibiliteit die werkenden nodig hebben. Ook kunnen ze sneller ontwikkeld worden en zijn ze geschikter om aan te sluiten op een snel veranderende werkcontext en leervraag van professionals.
Toegevoegde waarde microcredentials
Professionals hebben vaak behoefte aan specifieke bij, op- of omscholing. Niet per se aan een volledige opleiding met graad, wel aan de erkende kwaliteitswaarde ervan. Aan up-to-date, hoogwaardige kennis uit het portfolio van een instelling, die in een kleinere eenheid wordt aangeboden.
De microcredential voegt een kwaliteitskeurmerk toe: de (betalende) deelnemer/werkgever kan erop aan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten bereikt worden.
Als iemand met succes de leeruitkomsten van het (bij de microcredential behorende) onderwijs heeft behaald, kunnen derden (arbeidsmarkt, instellingen, etc) erop aan dat deze persoon ook echt de bij de microcredentials behorende kennis of vaardigheden beheerst. Ook is het behalen van deze leeruitkomsten herleidbaar en controleerbaar. Daarnaast zal er een landelijk geregistreerd worden wie welke microcredential heeft behaald.
Door de erkende waarde van microcredentials, krijgen professionals meer regie over hun eigen ontwikkeling. Ze kunnen door de jaren heen, bij verschillende opleidingen en instellingen een ontwikkelpad vormgeven. Ze zijn zich ervan verzekerd dat behaalde leeruitkomsten ook elders worden erkend, zodat ook de mogelijkheden om voort te bouwen op reeds verworven kennis, vaardigheden en houdingen zich openen.
Pilot Microcredentials in het Hoger Onderwijs
Werken met microcredentials biedt instellingen de kans hun onderwijsaanbod te verbreden en individuen en samenleving te ondersteunen in (flexibele) professionalisering en een Leven Lang Ontwikkelen. Zoals elke verandering vraagt het werken met microcredentials ook om aan- en inpassing. Daarom ligt het voor de hand om de weg van de geleidelijkheid te kiezen bij het invoeren van microcredentials in het hoger onderwijs. Onderwijsinstellingen hebben tijd en ruimte nodig om hun LLO aanbod te beschrijven, hun wijze van registreren te organiseren en hun interne kwaliteitszorg in te regelen. De pilot biedt de mogelijkheid om (complexe) vraagstukken rondom microcredentialing in gezamenlijkheid te beantwoorden. De pilot gaat vanaf oktober 2021 van start met een aanloopfase en kent een looptijd van ruim twee jaar, tot en met 31 december 2023.
De pilot komt onder centrale regie van de zone flexibilisering van het Versnellingsplan. Inhoudelijke sturing wordt gegeven door het regieteam bestaande uit vertegenwoordigers van de zone flexibilisering, VH, VSNU, SURF, OCW. De inhoudelijke sturing vanuit het regieteam richt zich op de vraagstukken die gaandeweg opduiken. Daarnaast fungeert het regieteam als linking-pin tussen de pilot en de bestuurlijke tafels van de koepels.
Het regieteam functioneert als vraagbaak voor deelnemende instellingen en organiseert op regelmatige basis landelijke bijeenkomsten, om in gezamenlijkheid invulling te geven aan microcredentialing in het hoger onderwijs. Daarbij kunnen instellingen gebruik maken van een stimuleringsregeling met een maximale hoogte van €45.000,- per jaar.
De pilot ‘Microcredentials in het Hoger Onderwijs’ geeft het hoger onderwijs de ruimte om gezamenlijk invulling te geven aan het concept microcredentials en diverse praktische, technische en inhoudelijke vragen uit te werken. De pilot is bedoeld om van en met elkaar te leren.
Doelen van de pilot
Werken met microcredentials biedt instellingen de kans hun onderwijsaanbod te verbreden en individuen en samenleving te ondersteunen in (flexibele) professionalisering en een Leven Lang Ontwikkelen. Zoals elke verandering vraagt het werken met microcredentials ook om aan- en inpassing. Daarom ligt het voor de hand om de weg van de geleidelijkheid te kiezen bij het invoeren van microcredentials in het hoger onderwijs. Onderwijsinstellingen hebben tijd en ruimte nodig om hun LLO aanbod te beschrijven, hun wijze van registreren te organiseren en hun interne kwaliteitszorg in te regelen. De pilot biedt de mogelijkheid om (complexe) vraagstukken rondom microcredentialing in gezamenlijkheid te beantwoorden.
Met de pilot streven we de volgende doelen na:
Scope van de pilot
Er zijn verschillende ideeën over de wijze waarop microcredentials onderdeel kunnen worden van het stelsel. We kiezen in de opzet van deze pilot voor een gedragen aanpak, waarin zowel de VSNU en de VH zich kunnen vinden. We richten ons bij de start van de pilot daarom op LLO aanbod voor professionals. Gedurende de looptijd zal -in nauwe samenwerking met OCW, juridische en financiële experts en in afstemming met de koepels- worden geanalyseerd op welke wijze de sector de samenleving nog beter kan bedienen. Op basis van deze analyse kan dan door de stuurgroep van het Versnellingsplan en koepels bekeken worden of en op welke manier de scope gedurende het tweede jaar van de pilot verder uitgebreid zou kunnen worden. Een substantiële uitbreiding noodzaakt dan een nieuw besluit van de stuurgroep en de koepels. Bovendien kan het onderzoek ook helpen bij het vormen van een helder antwoord op vragen vanuit de samenleving en de politiek als het gaat over ambities rondom flexibilisering van het bekostigd onderwijs.
Voorwaarden van deelname
Instellingen die deelnemen aan de pilot bieden microcredentials aan vanuit huidig of nieuw ontwikkeld onderwijs. Het is niet noodzakelijk dat instellingen bij aanmelding voor deze pilot dit onderwijs al pasklaar hebben. Zeker de eerste maanden van de pilot bieden gelegenheid om dit verder in te vullen, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Ook gedurende de looptijd van de pilot is er nog voldoende (experimenteer)ruimte om bij te sturen en nieuwe inzichten op te doen.
Van instellingen die deelnemen aan de pilot wordt verwacht dat ze actief bijdragen aan de (door)ontwikkeling van het concept van de microcredential en het bijbehorende kwaliteitskader. We starten met een gedragen kwaliteitskader, waarin slechts minimale vereisten zijn geformuleerd. Bij de start van de pilot committeren instellingen zich aan dit kader, dat gedurende de looptijd van de pilot in gezamenlijkheid verder uitgewerkt en ingevuld wordt. We sturen daarbij op gedragen besluitvorming, via de koepels. Conform het kwaliteitskader organiseren instellingen een gedegen interne kwaliteitszorg. Daarmee borgen ze de kwaliteit van het aanbod en dragen ze bij aan de (h)erkenbaarheid van dit type onderwijs. Van instellingen wordt gevraagd dat ze bereid zijn op open en transparante wijze hierover hun kennis en ervaringen te delen, zodat ook kennisuitwisseling tussen de instellingen plaatsvindt. Een dergelijke kennisuitwisseling, versterkt het leren en draagt bij aan een wederzijdse waardering en erkenning van microcredentials.
Verder organiseren de instellingen een helder administratief proces (inschrijving, uitschrijving, administratie van uitgereikte microcredentials) en maken het voor deelnemers mogelijk om met vragen en/of eventuele klachten ergens terecht te kunnen. Uiteraard reiken de instellingen ook de microcredentials uit, zodra deelnemers met succes het bijbehorende onderwijs hebben afgerond. Instellingen bepalen zelf met welke en hoeveel onderwijseenheden of modules ze deelnemen aan de pilot.
Opbrengsten van de pilot
Het doel van de pilot is om het concept microcredentials door te ontwikkelen binnen het Nederlands stelsel, in lijn met de Europese ontwikkelingen. De pilotfase is dan ook deels een onderzoeksfase, waarin een aantal zaken verder uitgezocht moeten worden. Deels omdat het gaat over complexe vraagstukken waarvoor expertkennis nodig is, deels omdat instellingen soms ook onderling verschillen van visie en perspectief. Het gaat dan bijvoorbeeld over:
Doorontwikkeling concept
Juridisch
Infrastructuur
Bovengenoemde punten zullen tijdens de aanloopfase nader worden ingevuld zodat een breed gedragen concept wordt gerealiseerd voor de daadwerkelijke start van de pilot in 2022. Gedurende de pilot worden deze conceptuele, juridische en infrastructurele punten ontwikkeld in een iteratief proces.
Pionieren is altijd spannend. Daarom is voor deelnemende instellingen een uitgebreide begeleidingsstructuur opgezet. Instellingen kunnen rekenen op inhoudelijke begeleiding vanuit het regieteam, hebben een vast aanspreekpunt, kunnen beschikken over een veranderbudget en worden uitgenodigd om op landelijke bijeenkomsten kennis en ervaringen met elkaar uit te wisselen. Veelgestelde vragen worden op deze website beantwoord.
Begeleidingsstructuur in een notendop:
Veranderbudget
Instellingen die vanaf het begin van de pilot deelnemen kunnen een beroep doen op een veranderbudget. Dit veranderbudget (de stimuleringsregeling) dienen instellingen te benutten om de transitie naar het werken met microcredentials mogelijk te maken, en wel zodanig dat het ontwikkelde concept breed toegepast kan worden. Met name in het eerste jaar van de pilot moeten instellingen rekening houden met de nodige projectmatige activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan eventuele veranderingen die in processen en de ICT-infrastructuur nodig kunnen zijn, of in de administratieve systemen en in de organisatie van de kwaliteitszorg. Instellingen kunnen het budget bij voorkeur inzetten voor het aanstellen van een projectcoördinator (~ 0,4fte). Hij/zij kan als een spin in het web binnen de instelling de genoemde taken faciliteren en organiseren, alsmede contact houden met de centrale projectorganisatie. De omvang van de inspanningen en kosten om alles in te regelen voor de microcredential, zal verschillen per instelling.
Alleen instellingen die vanaf de start deelnemen aan de pilot, maken aanspraak op de stimuleringsregeling. Dit omdat in de pioniersfase van de pilot, waarschijnlijk de grootste inspanningen moeten worden verricht wat betreft de onderlinge afstemming en de interne organisatie. De hoogte van de stimuleringsregeling is maximaal 45.000 euro per jaar, gedurende de looptijd van de pilot. Er geldt geen verantwoordingsverplichting voor instellingen. Wel geldt een inspanningsverplichting. Er wordt van instellingen verwacht dat ze met elkaar kennis en ervaringen uitwisselen wat betreft de inzet van de middelen. In de pilot streven we naar een minimale regeldruk en een maximale kennisdeling.
Landelijke bijeenkomsten
Om te voorkomen dat er tal van verschillende projecten ontstaan binnen de deelnemende instellingen, met elk een eigen invulling, is het belangrijk om samen op te trekken. Daarom worden er regelmatig landelijke bijeenkomsten georganiseerd voor de projectcoördinatoren en andere betrokkenen uit de instellingen. De bijeenkomsten vinden minimaal vier keer per jaar plaats en kunnen op basis van de behoeften van de deelnemende instellingen georganiseerd worden rondom specifieke thema’s. De instellingen die deelnemen aan de pilot worden gevraagd om een contactpersoon (projectleider) aan te wijzen voor de pilot.
Monitoring en evaluatie van de pilot
Een pilot is een goede manier om voorzichtige stappen te zetten op nieuw en onontgonnen terrein. In een pilot wordt geoefend met nieuwe werkwijzen, verschillen van inzicht worden overbrugd en er wordt kennis gedeeld om samen vooruitgang te boeken. Het is daarbij belangrijk om vooraf heldere doelen af te spreken en die tussentijds en na afloop te evalueren. Daarom wordt een extern en onafhankelijk bureau betrokken dat de voorgang monitort en de opbrengsten evalueert. In de evaluatie van de pilot staan vier hoofdthema’s centraal: de uitwerking van het kwaliteitskader; de juridische verankering van de microcredential; de raakvlakken met het initiële onderwijs; het gebruik van de microcredential door de professional. Tussen oktober 2021 en december 2022 (de voorbereidingsfase) wordt gezamenlijk met de deelnemende instelling gekeken hoe de evaluatie ingevuld wordt.
Looptijd pilot
Instellingen melden zich aan voor 30 september 2021. De aanloopfase van de pilot start op 1 oktober 2021. De eerste maanden ligt de nadruk op kennisdeling en (interne) voorbereiding. De instellingen maken zich in deze periode startklaar en maken afspraken over het kader. De pilot start op 1 januari 2022. Vanaf dat moment is het de bedoeling dat onderwijsinstellingen de eerste microcredentials aanbieden. Een tweede inschrijfmoment voor instellingen volgt eind 2022. Medio 2023 moet duidelijk zijn of en op welke manier microcredentials duurzaam toegevoegd kunnen worden aan het stelsel. De pilot loopt af in december 2023.
In het Nederlandse hoger onderwijs is in de afgelopen jaren een hoogwaardig stelsel van kwaliteitsborging gegroeid. Instellingen geven hier allen op hun eigen wijze kleur aan. Deze eigenheid en diversiteit kunnen beschouwd worden als een kracht van het stelsel, maar kan ook leiden tot discussie onderling wanneer gezocht wordt naar eenduidigheid. Daarom is gekozen voor een kwaliteitskader waarbinnen instellingen zoveel mogelijk (inhoudelijke) vrijheid genieten. Met een aantal minimale eisen geven we uitdrukking aan de gedeelde kwaliteitsdoelen en verhogen we de zelfstandige (h)erkenbare waarde van de microcredential. De pilot geeft ruimte aan de instellingen om te starten met dit kader als vertrekpunt en deze al doende in gezamenlijkheid bij te schaven en verder in te vullen.
Wat vragen we minimaal aan de (interne) kwaliteitszorg?
Welke voorwaarden zijn er voor deelnemende instellingen aan het onderwijs?
Instellingen kunnen zich vanaf 1 juli 2021 inschrijven voor deelname aan de pilot. Instellingen die willen deelnemen sturen een door (een lid van) het CvB ondertekend bericht naar Elsbeth Vonkeman (VH) of Josephine Verstappen (VSNU) van het regieteam van de pilot. Inschrijven voor de eerste ronde van de pilot kan tot en aan 1 oktober 2021. Een tweede moment van aanmelding vindt plaats in december 2022. Ook dat verloopt via een ondertekende brief door het CvB. Het is dan niet meer mogelijk gebruik te maken van het veranderbudget.
Hogescholen die willen deelnemen, sturen een email naar Elsbeth Vonkeman: vonkeman@vh.nl.
Universiteiten die willen deelnemen, kunnen dat laten weten aan Josephine Verstappen: verstappen@vsnu.nl.
Vermeld in het bericht dat jullie als instelling willen deelnemen, wie vanuit de instelling de contactpersoon wordt en waar mogelijk met welk onderwijsaanbod jullie mee willen doen. De brief moet verzonden zijn namens het College van Bestuur en ondertekend door een van bestuursleden. Nadat het bericht in goede orde is ontvangen, volgt een bevestigingsbericht.
Bart Lamboo
Voor praktische vragen over de pilot, kan je terecht bij Bart Lamboo. Bart is als projectleider betrokken bij de pilot en heeft een brede ervaring in verschillende rollen in het hoger onderwijs gelieerd aan de inhoud van de pilot. Hij is te bereiken via bart.lamboo@surf.nl via 06-43184363.
Ulrike Wild
Ulrike is programmadirecteur binnen Wageningen University & Research (WUR), Ze leidt het programma flexibilisering en het programma Professional Education. Ze is tevens een van de twee aanvoerders van de zone ‘Flexibilisering van het Onderwijs’ van het Versnellingsplan.
Paul den Hertog
Paul werkt als consultant onderwijsinnovatie bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Hij is daar verbonden aan de bestuursstaf en betrokken bij de programma’s Persoonlijke Leerpaden en Goed Georganiseerd Onderwijs. Daarnaast is hij één van de twee aanvoerders van de zone ‘Flexibilisering van het onderwijs’ bij het Versnellingsplan.
Josephine Verstappen
Josephine werkt als beleidsadviseur onderwijsinnovatie met ICT bij de VSNU. Josephine is onderdeel van het programmateam van het Versnelllingsplan, waarbij zij de aanvoerders van de verschillende zones ondersteunt en de afstemming met de stuurgroep organiseert. Josephine is daarnaast de linkin pin tussen de pilot en de bestuurlijke tafels bij de VSNU.
Elsbeth Vonkeman
Elsbeth is beleidsadviseur bij de VH en daarnaast consultant onderwijsorganisatie (specifiek flexibilisering) bij Hogeschool Windesheim. Elsbeth is onderdeel van het programmateam van het Versnelllingsplan, waarbij zij de aanvoerders van de verschillende zones ondersteunt en de afstemming met de stuurgroep organiseert.
Michael Go
Michael is programmamanager onderwijsflexibilisering bij SURF. Vanuit die rol is hij ook verbinder van de zone flexibilisering binnen het Versnellingsplan. Voor vragen rondom infrastructuur zoals aansluiting op de edubadges dienstverlening kun je bij Michael terecht.
Veranderingen in de arbeidsmarkt vragen om bijleren en doorleren, ook in de hogere segmenten. Hierdoor ontstaat nu druk op het hoger onderwijs om kennis te ontsluiten in korter, niet diplomagericht aanbod. Een microcredential geeft een zelfstandige waarde aan een kleinere onderwijseenheid. In de pilot lanceren we microcredentials in het Nederlandse hoger onderwijs voor brede doelgroepen, zoals professionals en mensen die op zoek zijn naar werk. Ook mensen die vanuit een eigen interesse onderwijs willen volgen, kunnen microcredentials behalen. Modules of andere kleine onderwijseenheden passen vaak beter bij de flexibiliteit die werkenden nodig hebben. Ook kunnen ze sneller ontwikkeld worden en zijn ze geschikter om aan te sluiten op een snel veranderende werkcontext en leervraag van professionals. Zo versterken we een deel van het LLO-aanbod. De (h)erkenbaarheid van microcredentials maakt het aantrekkelijk voor zowel de arbeidsmarkt als de instellingen zelf.
Professionals hebben vaak behoefte aan specifieke bij, op- of omscholing. Niet per se aan een volledige opleiding met graad, wel aan de erkende kwaliteitswaarde ervan. Aan up-to-date, hoogwaardige kennis uit het portfolio van een instelling, die in een kleinere eenheid wordt aangeboden.
De microcredential voegt een kwaliteitskeurmerk toe: de (betalende) deelnemer/werkgever kan erop aan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten bereikt worden.
Als iemand met succes de leeruitkomsten van het (bij de microcredential behorende) onderwijs heeft behaald, kunnen derden (arbeidsmarkt, instellingen, etc) erop aan dat deze persoon ook echt de bij de microcredentials behorende kennis of vaardigheden beheerst. Ook is het behalen van deze leeruitkomsten herleidbaar en controleerbaar. Daarnaast zal er een landelijk geregistreerd worden wie welke microcredential heeft behaald.
Door de erkende waarde van microcredentials, krijgen professionals meer regie over hun eigen ontwikkeling. Ze kunnen door de jaren heen, bij verschillende opleidingen en instellingen een ontwikkelpad vormgeven. Ze zijn zich ervan verzekerd dat behaalde leeruitkomsten ook elders worden erkend, zodat ook de mogelijkheden om voort te bouwen op reeds verworven kennis, vaardigheden en houdingen zich openen.
Nee, het aanbod voor de LLO markt kan natuurlijk veel breder zijn en meer vormen omvatten. Er kunnen zeer verschillende redenen zijn diverse vormen en inhouden aan te bieden, een kort seminar over groepsdynamiek is voor iemand die een minder diepe leervraag heeft misschien voldoende. Echter geldt dat alleen cursussen die aan de kwaliteitseisen van een microcredential voldoen leiden tot een erkend certificaat met een herkenbare waarde.
Veel van de betrokkenen in het voortraject zijn het erover eens dat landelijke afspraken nodig zijn op de inhoud en vorm van microcredentials. Er zijn echter verschillende meningen over de omvang, met name over het minimum aantal EC (studielast 1 EC is 28 uur). Eén optie is om voor zeer kleine onderwijseenheden (minimaal 0.5 – 1 EC) microcredentials uit te geven. Dit zorgt ervoor dat veel van het huidige (contract)onderwijs gericht op professionals binnen scope is. Het risico bestaat echter dat het microcredentials geen duidelijk profiel geeft, de ‘zelfstandige waarde’ niet zoveel omvat en dat het lastig is om het in te kunnen brengen in vervolgonderwijs, laat staan te kunnen stapelen tot een volwaardige opleiding. Ook zou het een enorme administratieve last kunnen opleveren, waaronder voor examencommissies. Voor kleine onderwijseenheden van 0,5 – 1 EC kan wel gebruik worden gemaakt van Edubadges om de opgedane kennis en vaardigheden aan te tonen. In dit geval wordt dat niet gezien als een microcredential.
Om instellingen de vrijheid te geven microcredentials in te passen in hun onderwijsaanbod is het in ieder geval van belang om de scope niet te veel te beperken. Een microcredential met omvang van minimaal 3 ECTS geeft een substantiële leeruitkomst en is qua studielast nog te combineren met werk. Daarnaast kan 30 ECTS gelden als maximum, omdat er anders al bijna tegen een eenjarige opleiding aanzit. . Deze omvang staat bij een groot deel van de instellingen gelijk aan een minor en daarmee is een grotere omvang moeilijk meer micro te noemen.
Gedurende de looptijd van de pilot zullen we met in samenspraak met de deelnemende instellingen nauwlettend in de gaten houden of deze kaders werkbaar zijn en tot de gewenste resultaten leiden. Indien gedurende de pilot blijkt dat het minimum en maximum aantal niet werkt, kan in samenspraak met de stuurgroep van het Versnellingsplan en de koepels besloten worden dit aan te passen.
Het doel van de pilot is om instellingsbreed samen te werken aan een stelsel waarbinnen microcredentials een erkenbare en herkenbare waarde hebben. Door samen op te trekken en te werken vanuit een gedeelde taal en een gezamenlijk kwaliteitskader, krijgen de microcredentials een zelfstandige waarde.
Leeruitkomsten omschrijven wat een lerende verwacht te weten, te kunnen en te begrijpen. Belangrijk om op te merken is dat het bij leeruitkomsten gaat het “om de uitkomsten van het leerproces, los van de onderwijsinhoud en het curriculum, de studieomvang – en belasting, de studieduur, de organisatie van het onderwijs, de wijze van instructie en waar en hoe het onderwijs gegeven wordt” (Van Delft, 2020, p. 2). Een leeruitkomst beschrijft, met andere woorden, datgene wat iemand weet en kan doen na succesvolle afronding van een leertraject.
Dat wil dus ook zeggen dat leeruitkomsten die zijn behaald in een met microcredentials gecertificeerd programma bij de ene instelling, ook als zodanig worden erkend bij dezelfde instelling of door een andere instelling. Met een microcredential kan een deelnemer bijvoorbeeld aantonen dat bij instroom in een programma of een andere microcredential vereiste voorkennis aanwezig is. Ook zullen leeruitkomsten die overlappen met een geaccrediteerd programma bij inschrijving in het programma mogelijk kunnen leiden tot vrijstelling. De vrijstellingen worden niet automatisch toegekend, maar moeten aangevraagd worden bij een daartoe aangewezen orgaan van de instelling, zoals een examencommissie.
Leeruitkomsten beschrijven wat een lerende geacht wordt te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode (zie NVAO en Tuning). Binnen de pilot onderzoeken we hoe we op een zo eenvoudig mogelijke wijze invulling kunnen geven aan de beschrijving van de leeruitkomsten, in lijn met de uitgangspunten van de NVAO.
De pilot microcredentials is een eigen initiatief van de VH en VSNU. We nemen in de pilot de lessen en inzichten die tijdens het Experiment Leeruitkomsten zijn geleerd mee in onze pilot en bouwen waar mogelijk erop voort. Tevens zoeken we met de pilot aansluiting bij de Europese en landelijke ontwikkelingen (denk aan de wettelijke verankering van het experiment leeruitkomsten) wat betreft het werken met leeruitkomsten.
Het uitgangspunt van de pilot is dat we de kosten voor instellingen beperkt houden. Desalniettemin zullen er kosten gemaakt worden voor een aantal van de bovenstaande activiteiten, zoals het organiseren van de interne kwaliteitszorg voor microcredentials en het
vormgeven van een administratief proces. Ook zullen er projectkosten gemaakt worden om deel te nemen aan kennisdeling en evaluatie van de pilot. Het Versnellingsplan zorgt daarom voor een stimuleringsregeling. Met dit veranderbudget wordt een substantieel deel van de te verwachten kosten gedekt. Instellingen die vanaf de start deelnemen aan de pilot kunnen gebruik maken van een jaarlijks veranderbudget van €45.000,-.
Dit bedrag is bedoeld als een stimulering voor deelnemers en kan helpen om ‘over het kantelpunt heen te komen’, waardoor microcredentials hun plek vinden in het hoger onderwijs. Zo kan een instelling bijvoorbeeld een projectmanager of kwaliteitsmedewerker bekostigen die de interne kwaliteitszorg organiseert voor de microcredentials, of juist het administratieve proces ontwerpt. Het is de verwachting dat deze kosten met name in het eerste pilotjaar gemaakt zullen worden.
Het Versnellingsteam ambieert een nationaal register voor microcredentials, waarmee flexibilisering van het onderwijs voor professionals stevig verankerd wordt. Het ligt voor de hand dit register te positioneren naast het reeds bestaande diplomaregister, bij DUO. In het verleden heeft DUO hiertoe reeds een verkenning uitgevoerd, die aanleiding geeft tot vervolgstappen. Bij de start van de pilot van het Versnellingsplan zal DUO waarschijnlijk nog niet beschikken over een dergelijk register. Daarom beginnen we met het verstrekken van microcredentials met behulp van de reeds beschikbare edubadges infrastructuur, bij SURF.
SURF edubadges is het enige sector-breed beschikbare platform voor digitale certificaten voor het Nederlandse onderwijs. Edubadges worden op dit platform digitaal verstrekt op een veilige en betrouwbare manier. Het platform maakt het mogelijk dat edubadges onderling vergelijkbaar, uitwisselbaar en stapelbaar zijn. Een edubadge geeft informatie over de inhoud, omvang en het niveau van de behaalde leeruitkomsten. In de edubadges-backpack beheren lerenden hun edubadges en kunnen zij een edubadge delen met werkgevers of andere onderwijsinstellingen. De edubadges zijn gekoppeld aan een instellingsoverstijgende identiteit, het eduID, dat ook na het afstuderen beschikbaar blijft en een leven lang meegaat. De student en de raadpleger van de edubadge kunnen verifiëren wie de uitgevende partij is. Elke uitgegeven edubadge is met één druk op de knop te controleren op echtheid.
Niet alle edubadges zijn microcredentials. Het is als gevolg daarvan denkbaar dat de meta-data van de in het kader van de pilot uitgegeven microcredential een ander formaat kent dan momenteel gebruikt wordt voor de edubadges. SURF is bekend met dit gegeven en is bereid in overleg en waar mogelijk aanpassingen door te voeren voor het uitgeven en beheren van de microcredentials, indien de uitvoering van de pilot dit vereist.
Voordat een instelling met edubadges aan de slag kan moeten enkele voorbereidingen getroffen worden. De instelling moet worden aangesloten op het edubadges-platform. Instellingen die in de afgelopen drie jaar actief betrokken zijn geweest bij de pilot van SURF zijn reeds aangesloten.
Op hoofdlijnen omvat het aansluitproces vier stappen:
SURF beschikt reeds over een stappenplan voor instellingen die willen starten met het uitreiken van edubadges aan studenten. In samenwerking met het Versnellingsplan wordt dit stappenplan geactualiseerd en verder verrijkt ten behoeve van de deelnemers aan de pilot Microcredentials. Dit geactualiseerde stappenplan wordt ook gebruikt voor de ‘Leergang Starten met edubadges’, waarbij pilot-deelnemers worden begeleidt bij de implementatie. SURF rekent geen aanvullende kosten voor deze dienstverlening aan de deelnemers, de edubadges infrastructuur is al onderdeel van de basisvergoeding.
SURF blijft werken aan het verbeteren van het platform, bijvoorbeeld aan de technische integratie met onder andere leermanagementsystemen en studentinformatiesystemen en toevoegen van bulk upload-tools. Ook wordt het uitgaveproces in het platform versimpeld waar mogelijk, bijvoorbeeld door studenten eenmalig toestemming te laten geven voor het ontvangen van edubadges die door de instelling worden uitgereikt. Parallel hieraan werkt het Versnellingsplan samen met SURF, het ministerie van OCW en DUO aan de noodzakelijke stappen richting een formeel nationaal register.
Net zoals bachelors, masters en minoren krijgen microcredentials een herkenbare en erkenbare waarde in het onderwijsstelsel. De behaalde microcredentials worden opgeslagen in een landelijk register – in eerste instantie in edubadges, later mogelijk in RIO. Gedurende de looptijd van de pilot wordt uitgewerkt welke gegevens er op het certifcaat vermeld moeten worden. Te denken valt aan:
De aanloopfase van de pilot start in september 2021. De eerste maanden ligt de nadruk op kennisdeling en (interne) voorbereiding. De instellingen maken zich in deze periode startklaar. De pilot start vanaf januari 2022. Op dat moment is het de bedoeling dat onderwijsinstellingen de eerste microcredentials kunnen aanbieden. Een tweede inschrijfmoment voor instellingen volgt in december 2022. Medio 2023 moet duidelijk zijn of en op welke manier microcredentials duurzaam toegevoegd kunnen worden aan het stelsel. De pilot loopt af in december 2023.
Dat hangt af van het aantal aanmeldingen voor de pilot. Bij voorkeur starten we met een zo groot mogelijke groep, zodat betrokken instellingen vanaf het begin ondersteund kunnen worden vanuit de pilot en onderling kunnen uitwisselen. Ook het draagvlak voor de werkwijze wordt hiermee vergroot. Het is zoals gezegd niet noodzakelijk dat deelnemende instellingen ook bij de start al microcredentials aanbieden. Voor alle deelnemers geldt wel dat hun microcredential(s) nog binnen de looptijd van de pilot (dus voor december 2023) aangeboden en geëvalueerd moeten kunnen worden.
Aanmelding is mogelijk op 2 momenten: aan de start van de pilot en een jaar na de start. Tot aan 1 oktober 2021 kunnen instellingen zich aanmelden voor de eerste ronde van de pilot. Dit verloopt via een ondertekende brief door het CvB gericht aan de projectleider van de pilot. Dit zijn de deelnemers die vanaf de start ook mee kunnen denken over de precieze invulling van de pilot en het kwaliteitskader. Het tweede moment van aanmelden vindt plaats in december 2022. Ook dat verloopt via een ondertekende brief door het CvB. Het is dan niet meer mogelijk gebruik te maken van het veranderbudget.
De Vereniging Hogescholen en VSNU wijzen hun leden op de komst van de pilot en de mogelijkheden voor deelname via hun reguliere kanalen. Zij zullen hun leden ook opnieuw wijzen op deelnemen aan de pilot tijdens het tweede startmoment. Vanuit het Versnellingsplan worden voorafgaand aan de zomervakantie en in de maand september nog extra informatiebijeenkomsten georganiseerd.
Om te voorkomen dat er 15 verschillende projecten ontstaan, met elk hun eigen invulling, is het belangrijk om samen op te trekken. Vanuit een centrale regie op de pilot worden er regelmatig landelijke bijeenkomsten georganiseerd (minimaal vier keer per jaar). Daarin kunnen deelnemers aan de pilot met peers uitwisselen in een klankbordgroep, elkaar helpen en lessen trekken uit hun ervaringen. Ook komt er een centraal Q&A loket voor deelnemende instellingen bij SURF. Voor het overzicht en de onderlinge verbinding wordt een pilotcoördinator vanuit het Versnellingsplan aangesteld. Deze persoon is ook de linking-pin naar de koepels. Daarnaast kunnen instellingen gebruik maken van de stimuleringsregeling.
Uitkering vanuit het stimuleringsbudget, wordt afgehandeld middels jaarlijkse facturatie aan SURF, als penvoerder van het Versnellingsplan.
De pilot komt onder centrale regie van de zone flexibilisering van het Versnellingsplan. Er wordt een projectleider aangesteld die samen met het huidige regieteam inhoudelijke sturing biedt. Ook faciliteert deze projectleider (evt. met ondersteuning) het proces, organiseert de bijeenkomsten voor de deelnemers, het vraagloket etc. De inhoudelijke sturing vanuit het regieteam richt zich op de vraagstukken die gaandeweg op zullen poppen, zoals rondom de kwaliteitszorg en de lessen die uit de monitoring en evaluatie komen tijdens de pilotfase.
Ja, als klankbord. De stap naar microcredentials past immers in een bredere beweging om het hoger onderwijs flexibeler en meer op maat aan te bieden. De komende jaren vinden mede daardoor mogelijk wijzigingen plaats in het huidige stelsel. Denk hierbij aan de wettelijke verankering van het ‘Experiment Leeruitkomsten’ en de ontwikkeling met betrekking tot de Instellingsaccreditatie. Met de pilot sluiten we aan bij deze ontwikkelingen. Daarom wordt
zorgvuldig afgestemd met OCW en NVAO bij de ontwikkeling van het kwaliteitskader en de pilot.
Op Europees niveau werkt men ook aan een verdere uitwerking van microcredentials. De uitwerking van microcredentials kan bijvoorbeeld bijdragen aan het erkennen van elkaars onderwijs binnen het netwerk van Europese universiteiten. Enkele Nederlandse universiteiten werken in dat verband al samen met andere Europese universiteiten. De ontwikkelingen die in Europa gebeuren, zoals het MICROBOL-project, zullen meegenomen worden in de pilot die in Nederland loopt, om op die manier beide ontwikkelingen op elkaar aan te laten sluiten.
RIO staat voor Registratie Instellingen en Opleidingen. Het is een landelijk register waarin onderwijsinstellingen onderwijsaanbod, organisatievorm en onderwijserkenningen- en licenties in vastleggen. Het doel van het RIO is dat alle onderwijsinformatie op één plek komt te staan. Op dit moment is het RIO nog niet beschikbaar voor het hoger onderwijs. De verwachting is dat dit vanaf januari 2022 zal gebeuren. Het informatiemodel van RIO is reeds voorbereid op de komst van de microcredentials. Gedurende de pilot proberen we aan te sluiten bij de kansen die RIO ons biedt.
Het STAP-budget is een persoonlijk ontwikkelbudget voor iedereen. Met het STAP-budget (Stimulans ArbeidsmarktPositie) wil de overheid stimuleren dat iedereen ook tijdens een loopbaan blijft leren. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan het STAP-budget ingezet worden om microcredentials te behalen. Dit is echter geen verplichting. Deelname aan de STAP regeling is op geen enkele wijze gekoppeld aan deelname aan de pilot microcredentials.
De exacte wijze van evaluatie hangt onder meer af van de uiteindelijke invulling van het kwaliteitskader en de pilot. Wel is het belangrijk dat voor alle betrokkenen de doelstellingen van de pilot (en waarop monitor en evalueer je?) helder zijn. De evaluatie wordt uitgevoerd door een extern bureau. In de evaluatie van de pilot staan vier hoofdthema’s centraal: de uitwerking van het kwaliteitskader; de verdere juridische verankering van de microcredentials; de raakvlakken met initiële onderwijs; het gebruik van de microcredential door de professional.
Heb je vragen over zone Flexibilisering, neem dan contact op met:
Ulrike Wild ulrike.wild@wur.nl
Paul den Hartog
Wil jij aan de slag met flexibilisering van het onderwijs? En daadwerkelijk flexibel onderwijs ontwikkelen binnen je instelling? Deze publicatie
Wil je van opleidingsroutes naar studentroutes? Speel dan samen met je collega’s Samen Versnellen, een spel ontwikkeld door de zone
Flexibilisering is een veelbesproken onderwerp in het hoger onderwijs. Maar wat zijn de behoeftes van de student als het gaat
Steeds meer onderwijs is flexibel en gepersonaliseerd. Dat zorgt voor uitdagingen rondom sociale binding van studenten onderling, met de opleiding
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees hier over onze Coookies