Bouwstenen voor flexibel onderwijs
Wil jij aan de slag met flexibilisering van het onderwijs? En daadwerkelijk flexibel onderwijs ontwikkelen binnen je instelling? Deze publicatie
Versnellingsplan | Pilot Microcredentials
34 hoger onderwijsinstellingen – waarvan 12 universiteiten en 22 hogescholen – doen mee aan de landelijke pilot Microcredentials van de zone Flexibilisering van het onderwijs en de Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland. Microcredentialing – het aanbieden van onderwijs in kleinere eenheden die afzonderlijk worden gecertificeerd – stimuleert flexibilisering van het onderwijs en geeft herkenbare waarde aan het Leven Lang Ontwikkelenaanbod van instellingen. Wat de pilot precies inhoudt, dat wordt uitgelegd in de video en lees je verder op deze pagina.
Een digitaal certificaat voor een zelfstandig af te ronden onderwijseenheid met een grootte van 3 – 30 EC met accreditatiewaardig niveau, kwaliteitskeurmerk en een erkende waarde voor de doelgroep professionals.
De microcredential is een betrouwbaar certificaat waarmee professionals kunnen aantonen wat ze weten, kunnen en begrijpen na succesvolle afronding van een onderwijseenheid. De microcredential geeft met andere woorden een zelfstandige waarde aan een kleinere onderwijseenheid (bij de pilot gaat het om een grootte tussen de 3 en 30 EC). De microcredential staat voor accreditatiewaardig onderwijs en voegt een kwaliteitskeurmerk toe: de (betalende) deelnemer/werkgever kan erop aan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten bereikt worden. Het behalen van deze leeruitkomsten is herleidbaar en controleerbaar. Bij een microcredential gaat het echter niet alleen om het eindresultaat. Het gehele proces, inclusief de leeractiviteiten en bijbehorende toetsing van leeruitkomsten, geeft waarde aan een microcredential, die wordt erkend binnen en buiten onderwijsinstellingen. Daarnaast zal er landelijk geregistreerd worden wie welke microcredential heeft behaald. De vraag ‘Wat zijn microcredentials?’ wordt in onderstaande video in het kort beantwoord.
Microcredentials in het hoger onderwijs kunnen op verschillende manieren waardevol zijn voor onder andere instellingen, professionals en werkgevers.
Instellingen
Veel instellingen hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een relevant en interessant onderwijsaanbod voor professionals. Microcredentials bieden instellingen de mogelijkheid hun onderwijsaanbod te verbreden en individuen en de samenleving te ondersteunen in (flexibele) professionalisering. Door professionals nog beter aan te spreken kan het Leven Lang Ontwikkelen (LLO) een boost krijgen.
Professionals
Professionals hebben vaak behoefte aan specifieke bij, op- of omscholing. Niet per se aan een volledige opleiding met graad, maar wel aan de erkende kwaliteitswaarde ervan. De omvang en waarde van microcredentials maken het aantrekkelijk voor professionals om zich in het hoger onderwijs te specialiseren, bijscholen of omscholen. Ook kunnen ze sneller ontwikkeld worden en zijn ze geschikter om aan te sluiten op een snel veranderende werkcontext en leervraag van professionals. Daarnaast kunnen professionals bij verschillende opleidingen en instellingen een ontwikkelpad vormgeven, omdat de microcredential verzekert dat behaalde leeruitkomsten ook elders worden erkend. Zo ontstaan ook mogelijkheden om voort te bouwen op reeds verworven kennis, vaardigheden en houdingen.
Werkgevers
De microcredential voegt een kwaliteitskeurmerk toe aan kortere onderwijseenheden, waardoor de (betalende) deelnemer/werkgever er op aan kan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten daadwerkelijk bereikt worden en het onderwijs van een accreditatiewaardig niveau is. De microcredential maakt het behalen van leeruitkomsten herleidbaar en controleerbaar, omdat er landelijk geregistreerd zal worden wie welke microcredential heeft behaald.
De pilot Microcredentials biedt de mogelijkheid om (complexe) vraagstukken rondom microcredentialing in het hoger onderwijs in gezamenlijkheid te beantwoorden. De pilot is gestart in oktober 2021 met een aanloopfase en kent een looptijd van ruim twee jaar, tot en met 31 december 2023. De pilot is bedoeld om van en met elkaar te leren.
Doelen van de pilot
Met de pilot streven we de volgende doelen na:
Scope van de pilot
We richten ons bij de start van de pilot op LLO aanbod voor professionals.
Gedurende de looptijd zal -in nauwe samenwerking met OCW, juridische en financiële experts en in afstemming met de koepels- worden geanalyseerd op welke wijze de sector de samenleving nog beter kan bedienen. Op basis van deze analyse kan dan door de stuurgroep van het Versnellingsplan en koepels bekeken worden of en op welke manier de scope gedurende het tweede jaar van de pilot verder uitgebreid zou kunnen worden. Een substantiële uitbreiding noodzaakt dan een nieuw besluit van de stuurgroep en de koepels.
Bovendien kan het onderzoek ook helpen bij het vormen van een helder antwoord op vragen vanuit de samenleving en de politiek als het gaat over ambities rondom flexibilisering van het bekostigd onderwijs.
Looptijd van de pilot
De aanloopfase van de pilot is gestart op 1 oktober 2021. De eerste maanden ligt de nadruk op kennisdeling en (interne) voorbereiding. De instellingen maken zich in deze periode startklaar en maken afspraken over het kader. De pilot start op 1 januari 2022. Vanaf dat moment is het de bedoeling dat onderwijsinstellingen de eerste microcredentials aanbieden. Een tweede inschrijfmoment voor instellingen volgt eind 2022. Medio 2023 moet duidelijk zijn of en op welke manier microcredentials duurzaam toegevoegd kunnen worden aan het stelsel. De pilot loopt af in december 2023.
Opbrengsten van de pilot
Het doel van de pilot is om het concept microcredentials door te ontwikkelen binnen het Nederlands stelsel, in lijn met de Europese ontwikkelingen. De pilotfase is dan ook deels een onderzoeksfase, waarin een aantal zaken verder uitgezocht moeten worden. Het gaat dan bijvoorbeeld over de doorontwikkeling van het concept, diverse juridische vraagstukken, en vraagstukken omtrent de infrastructuur.
In het Nederlandse hoger onderwijs is in de afgelopen jaren een hoogwaardig stelsel van kwaliteitsborging gegroeid. Instellingen geven hier allen op hun eigen wijze kleur aan. Deze eigenheid en diversiteit kunnen beschouwd worden als een kracht van het stelsel, maar kan ook leiden tot discussie onderling wanneer gezocht wordt naar eenduidigheid. Daarom is gekozen voor een kwaliteitskader waarbinnen instellingen zoveel mogelijk (inhoudelijke) vrijheid genieten. De pilot geeft ruimte aan de instellingen om te starten met dit kader als vertrekpunt en deze al doende in gezamenlijkheid bij te schaven en verder in te vullen.
Wat vragen we minimaal aan de (interne) kwaliteitszorg?
Welke voorwaarden zijn er voor deelnemende instellingen aan het onderwijs?
Bart Lamboo
Voor praktische vragen over de pilot, kan je terecht bij Bart Lamboo. Bart is als projectleider betrokken bij de pilot en heeft een brede ervaring in verschillende rollen in het hoger onderwijs gelieerd aan de inhoud van de pilot. Heb je een vraag over de pilot? Bart is te bereiken via bart.lamboo@surf.nl of via 06-43184363.
Ulrike Wild
Ulrike is programmadirecteur binnen Wageningen University & Research (WUR). Ze leidt het programma flexibilisering en het programma Professional Education. Ook is ze een van de twee aanvoerders van de zone Flexibilisering van het onderwijs van het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT en is vanuit die rol betrokken bij de pilot.
Paul den Hertog
Paul werkt als senior adviseur flexibilisering bij SURF. Daarnaast is hij een van de twee aanvoerders van de zone Flexibilisering van het onderwijs bij het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT. Heb je een vraag voor Paul rondom de pilot of de zone Flexibilisering? Je kunt hem bereiken via paul.denhertog@surf.nl.
Elsbeth Vonkeman
Elsbeth is beleidsadviseur bij de VH en daarnaast consultant onderwijsorganisatie (specifiek flexibilisering) bij Hogeschool Windesheim. Elsbeth is onderdeel van het programmateam van het Versnellingsplan, waarbij zij de aanvoerders van de verschillende zones ondersteunt en de afstemming met de stuurgroep organiseert.
Frank Vriens
Frank werkt als onderwijskundig beleidsadviseur bij het Leer en Innovatiecentrum van Avans Hogeschool, waarbij hij deel uitmaakt van het programmateam dat zich bezighoudt met de flexibilisering van het onderwijs. Tevens is hij lid van de zone Flexibilisering en trekker van de werkgroep Kwaliteitszorgvraagstukken.
Annemieke van Barneveld-Biesma
Annemieke is projectleider LLO en HCA’s bij de Universiteiten van Nederland. Annemieke werkt nauw samen met het LLO-netwerk en de Learning Community binnen de universiteiten om deelprojecten op te zetten en zorg te dragen voor het delen van kennis binnen de universiteiten. Ze bouwt verder aan de nodige netwerken en samenwerkingsverbanden rondom LLO en human capital met andere onderwijskoepels, ministeries, raden en het bedrijfsleven. Annemieke draagt tevens zorg dat de belangen van de sector op de juiste bestuurlijke tafels worden belegd.
Wat zijn microcredentials?
In deze video geeft het pilotteam in het kort antwoord op deze vraag.
De inschrijfdatum voor de eerste ronde van de pilot is verstreken. Deelnemen aan de pilot is nog steeds mogelijk. Het tweede inschrijfmoment voor nieuwe instellingen gaat van start op 7 november en eindigt op 18 december 2022. Voor meer informatie kun je terecht bij de projectleider Bart Lamboo (bart.lamboo@surf.nl).
De Vereniging Hogescholen (VH) en de Universiteiten van Nederland (UNL) zullen hun leden voorafgaand aan het tweede startmoment opnieuw wijzen op de mogelijkheid om deel te nemen aan de pilot.
22 hogescholen
Aeres Hogeschool, Avans Hogeschool Breda University of Applied Sciences, Fontys Hogeschool, Haagse Hogeschool, HAN University of Applied Sciences, Hanzehogeschool Groningen, HAS-hogeschool, Hogeschool Inholland, Hogeschool iPabo, Hogeschool Leiden, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Saxion, Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool van Hall Larenstein, Hogeschool Windesheim, Hotelschool The Hague, Marnix Academie, NHL Stenden, Thomas More Hogeschool, Zuyd Hogeschool.
12 universiteiten
Maastricht University, Open Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Tilburg University, Universiteit Twente, Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen University & Research, Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit.
Nee, het aanbod voor de LLO markt kan natuurlijk veel breder zijn en meer vormen omvatten. Er kunnen zeer verschillende redenen zijn diverse vormen en inhouden aan te bieden, een kort seminar over groepsdynamiek is voor iemand die een minder diepe leervraag heeft misschien voldoende. Echter geldt dat alleen cursussen die aan de kwaliteitseisen van een microcredential voldoen leiden tot een erkend certificaat met een herkenbare waarde.
Actief deelnemen aan de ontwikkeling van het microcredentialmodel
Aanbieden van microcredentials (van bestaand of nieuw ontwikkeld onderwijs) op basis van het kwaliteitskader
Het opzetten van kwaliteitsborging voor microcredentials conform het kwaliteitskader en bereid zijn dit te oefenen en te evalueren
Het organiseren van het administratieve en technische proces rond de uitgifte van microcredentials
Het officieel aanbieden en uitreiken van microcredentials
Het evalueren en delen van kennis over microcredentials met andere instellingen die bij de pilot zijn aangesloten
Veel van de betrokkenen in het voortraject zijn het erover eens dat landelijke afspraken nodig zijn op de inhoud en vorm van microcredentials. Er zijn echter verschillende meningen over de omvang, met name over het minimum aantal EC (studielast 1 EC is 28 uur). Eén optie is om voor zeer kleine onderwijseenheden (minimaal 0.5 – 1 EC) microcredentials uit te geven. Dit zorgt ervoor dat veel van het huidige (contract)onderwijs gericht op professionals binnen scope is. Het risico bestaat echter dat het microcredentials geen duidelijk profiel geeft, de ‘zelfstandige waarde’ niet zoveel omvat en dat het lastig is om het in te kunnen brengen in vervolgonderwijs, laat staan te kunnen stapelen tot een volwaardige opleiding. Ook zou het een enorme administratieve last kunnen opleveren, waaronder voor examencommissies. Voor kleine onderwijseenheden van 0,5 – 1 EC kan wel gebruik worden gemaakt van Edubadges om de opgedane kennis en vaardigheden aan te tonen. In dit geval wordt dat niet gezien als een microcredential.
Om instellingen de vrijheid te geven microcredentials in te passen in hun onderwijsaanbod is het in ieder geval van belang om de scope niet te veel te beperken. Een microcredential met omvang van minimaal 3 ECTS geeft een substantiële leeruitkomst en is qua studielast nog te combineren met werk. Daarnaast kan 30 ECTS gelden als maximum, omdat er anders al bijna tegen een eenjarige opleiding aanzit. . Deze omvang staat bij een groot deel van de instellingen gelijk aan een minor en daarmee is een grotere omvang moeilijk meer micro te noemen.
Gedurende de looptijd van de pilot zullen we met in samenspraak met de deelnemende instellingen nauwlettend in de gaten houden of deze kaders werkbaar zijn en tot de gewenste resultaten leiden. Indien gedurende de pilot blijkt dat het minimum en maximum aantal niet werkt, kan in samenspraak met de stuurgroep van het Versnellingsplan en de koepels besloten worden dit aan te passen.
Het concept microcredentials is steeds meer in de belangstellig aan het komen, maar het is nog niet opgenomen in de WHW (Wet op hoger onderwijs en onderzoek) en heeft daardoor nog geen wettelijk erkende status. In ons huidige bestel kennen we op basis van de WHW alleen wettelijk erkende diploma’s. De microcredentials die we in de looptijd van de pilot gaan uitgeven hebben daarmee nog geen wettelijke borging. Hier wordt echter wel samen met juristen van de instellingen aan gewerkt.
Omdat het hele Hoger Onderwijs in Nederland zich via de koepels VH en UNL heeft gecommitteerd aan de pilot en het huidige kwaliteitskader, hebben microcredentials die uitgegeven worden binnen de pilot een landelijke herkenning en erkenning. In de vormgeving van de (digitale) certificering zullen we dit landelijke kader daarom nadrukkelijk vermelden.
Een vervolgvraag is of een microcredential eventueel mogelijkheden geeft tot instroom of vrijstelling. Dit is een onderwerp dat valt binnen het mandaat van de examencommissie van de instelling waar instroom of vrijstelling wordt gevraagd.
Het doel van de pilot is om instellingsbreed samen te werken aan een stelsel waarbinnen microcredentials een erkenbare en herkenbare waarde hebben. Door samen op te trekken en te werken vanuit een gedeelde taal en een gezamenlijk kwaliteitskader, krijgen de microcredentials een zelfstandige waarde.
Leeruitkomsten omschrijven wat een lerende verwacht te weten, te kunnen en te begrijpen. Belangrijk om op te merken is dat het bij leeruitkomsten gaat het “om de uitkomsten van het leerproces, los van de onderwijsinhoud en het curriculum, de studieomvang – en belasting, de studieduur, de organisatie van het onderwijs, de wijze van instructie en waar en hoe het onderwijs gegeven wordt” (Van Delft, 2020, p. 2). Een leeruitkomst beschrijft, met andere woorden, datgene wat iemand weet en kan doen na succesvolle afronding van een leertraject.
Dat wil dus ook zeggen dat leeruitkomsten die zijn behaald in een met microcredentials gecertificeerd programma bij de ene instelling, ook als zodanig worden erkend bij dezelfde instelling of door een andere instelling. Met een microcredential kan een deelnemer bijvoorbeeld aantonen dat bij instroom in een programma of een andere microcredential vereiste voorkennis aanwezig is. Ook zullen leeruitkomsten die overlappen met een geaccrediteerd programma bij inschrijving in het programma mogelijk kunnen leiden tot vrijstelling. De vrijstellingen worden niet automatisch toegekend, maar moeten aangevraagd worden bij een daartoe aangewezen orgaan van de instelling, dan gaat het om een examencommissie.
Leeruitkomsten beschrijven wat een lerende geacht wordt te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode (zie NVAO en Tuning). Binnen de pilot onderzoeken we hoe we op een zo eenvoudig mogelijke wijze invulling kunnen geven aan de beschrijving van de leeruitkomsten, in lijn met de uitgangspunten van de NVAO.
De pilot microcredentials is een eigen initiatief van de VH en VSNU. We nemen in de pilot de lessen en inzichten die tijdens het Experiment Leeruitkomsten zijn geleerd mee in onze pilot en bouwen waar mogelijk erop voort. Tevens zoeken we met de pilot aansluiting bij de Europese en landelijke ontwikkelingen (denk aan de wettelijke verankering van het experiment leeruitkomsten) wat betreft het werken met leeruitkomsten.
Het Versnellingsteam ambieert een nationaal register voor microcredentials, waarmee flexibilisering van het onderwijs voor professionals stevig verankerd wordt. Het ligt voor de hand dit register te positioneren naast het reeds bestaande diplomaregister, bij DUO. In het verleden heeft DUO hiertoe reeds een verkenning uitgevoerd, die aanleiding geeft tot vervolgstappen. Bij de start van de pilot van het Versnellingsplan zal DUO waarschijnlijk nog niet beschikken over een dergelijk register. Daarom beginnen we met het verstrekken van microcredentials met behulp van de reeds beschikbare edubadges infrastructuur, bij SURF.
Alle binnen de dienst Edubadges uitgegeven digitale certificaten worden ook wel edubadges genoemd. Een in het kader van de pilot uitgegeven microcredential die via de dienst is uitgegeven is dus een bijzondere vorm van een Edubadge, die voldoet aan het kwaliteitskader van de pilot. We zorgen er samen met de dienst voor dat microcredentials die in het kader van de pilot worden uitgegeven herkenbaar en filterbaar zijn binnen de dienst. En dat het kwaliteitskader van de pilot ook zichtbaar aan de microcredentials verbonden is, zodat dit voor iedereen helder is.
Net zoals bachelors, masters en minoren krijgen microcredentials een herkenbare en erkenbare waarde in het onderwijsstelsel. De behaalde microcredentials worden opgeslagen in een landelijk register – in eerste instantie in edubadges, later mogelijk in RIO. Gedurende de looptijd van de pilot wordt uitgewerkt welke gegevens er op het certifcaat vermeld moeten worden. Te denken valt aan:
De aanloopfase van de pilot start in september 2021. De eerste maanden ligt de nadruk op kennisdeling en (interne) voorbereiding. De instellingen maken zich in deze periode startklaar. De pilot start vanaf januari 2022. Op dat moment is het de bedoeling dat onderwijsinstellingen de eerste microcredentials kunnen aanbieden. Een tweede inschrijfmoment voor instellingen volgt in december 2022. Medio 2023 moet duidelijk zijn of en op welke manier microcredentials duurzaam toegevoegd kunnen worden aan het stelsel. De pilot loopt af in december 2023.
Pionieren is altijd spannend. Daarom is voor deelnemende instellingen een uitgebreide begeleidingsstructuur opgezet. Instellingen kunnen rekenen op inhoudelijke begeleiding vanuit het regieteam, hebben een vast aanspreekpunt, kunnen beschikken over een veranderbudget en worden uitgenodigd om op landelijke bijeenkomsten kennis en ervaringen met elkaar uit te wisselen.
Begeleidingsstructuur in een notendop:
Projectleider
Bart Lamboo is als projectleider aangesteld, hij biedt samen met het regieteam inhoudelijke sturing aan de pilot. Ook faciliteert hij het proces, organiseert de bijeenkomsten voor de deelnemers, het vraagloket, etc.
Regieteam
Het regieteam bestaat uit vertegenwoordigers van de zone flexibilisering, VH, VSNU, SURF, OCW en een medewerker vanuit een aan de pilot deelnemende hogeschool en een medewerker vanuit een deelnemende universiteit. De inhoudelijke sturing vanuit het regieteam richt zich op de vraagstukken die gaandeweg opduiken. Daarnaast fungeert het regieteam als linking-pin tussen de pilot en de bestuurlijke tafels van de koepels. De inhoudelijke sturing vanuit het regieteam richt zich op vraagstukken die zich gedurende de uitvoering van de pilot voordoen en uit de monitoring en evaluatie komen. Meer over de leden van het regietteam lees je op de pagina ’wie zijn er betrokken bij de pilot’.
Veranderbudget
Instellingen die vanaf het begin van de pilot deelnemen kunnen een beroep doen op een veranderbudget. Dit veranderbudget (de stimuleringsregeling) dienen instellingen te benutten om de transitie naar het werken met microcredentials mogelijk te maken, en wel zodanig dat het ontwikkelde concept breed toegepast kan worden.
Alleen instellingen die vanaf de start deelnemen aan de pilot, maken aanspraak op de stimuleringsregeling. Dit omdat in de pioniersfase van de pilot, waarschijnlijk de grootste inspanningen moeten worden verricht wat betreft de onderlinge afstemming en de interne organisatie. De hoogte van de stimuleringsregeling is maximaal 45.000 euro per jaar, gedurende de looptijd van de pilot. Er geldt geen verantwoordingsverplichting voor instellingen. Wel geldt een inspanningsverplichting. Er wordt van instellingen verwacht dat ze met elkaar kennis en ervaringen uitwisselen wat betreft de inzet van de middelen.
Landelijke bijeenkomsten
Om te voorkomen dat er tal van verschillende projecten ontstaan binnen de deelnemende instellingen met elk een eigen invulling, worden er regelmatig landelijke bijeenkomsten georganiseerd voor de projectcoördinatoren en andere betrokkenen uit de instellingen. De bijeenkomsten vinden minimaal vier keer per jaar plaats en kunnen op basis van de behoeften van de deelnemende instellingen georganiseerd worden rondom specifieke thema’s.
Online omgeving met Q&A loket
Er wordt gewerkt binnen een Teamsomgeving waarin onder andere antwoorden op veelgestelde vragen worden weergegeven. Ook worden op deze website veelgestelde vragen beantwoord. Betrokkenen bij de pilot bij deelnemende instellingen kunnen contact opnemen met Bart Lamboo om toegang te krijgen tot deze omgeving.
Monitoring en evaluatie van de pilot
Bij een pilot is het van belang om vooraf heldere doelen af te spreken en die tussentijds en na afloop te evalueren. Daarom wordt een extern en onafhankelijk bureau betrokken dat de voorgang monitort en de opbrengsten evalueert. In de evaluatie van de pilot staan vier hoofdthema’s centraal: de uitwerking van het kwaliteitskader; de juridische verankering van de microcredential; de raakvlakken met het initiële onderwijs; het gebruik van de microcredential door de professional. Tussen oktober 2021 en december 2022 (de voorbereidingsfase) wordt gezamenlijk met de deelnemende instelling gekeken hoe de evaluatie ingevuld wordt.
Aanmelding is mogelijk op 2 momenten: aan de start van de pilot en een jaar na de start. Tot aan 1 oktober 2021 kunnen instellingen zich aanmelden voor de eerste ronde van de pilot. Dit verloopt via een ondertekende brief door het CvB gericht aan de projectleider van de pilot. Dit zijn de deelnemers die vanaf de start ook mee kunnen denken over de precieze invulling van de pilot en het kwaliteitskader. Het tweede moment van aanmelden vindt plaats in december 2022. Ook dat verloopt via een ondertekende brief door het CvB. Het is dan niet meer mogelijk gebruik te maken van het veranderbudget.
De Vereniging Hogescholen en VSNU wijzen hun leden op de komst van de pilot en de mogelijkheden voor deelname via hun reguliere kanalen. Zij zullen hun leden ook opnieuw wijzen op deelnemen aan de pilot tijdens het tweede startmoment. Vanuit het Versnellingsplan worden voorafgaand aan de zomervakantie en in de maand september nog extra informatiebijeenkomsten georganiseerd.
Ja, als klankbord. De stap naar microcredentials past immers in een bredere beweging om het hoger onderwijs flexibeler en meer op maat aan te bieden. De komende jaren vinden mede daardoor mogelijk wijzigingen plaats in het huidige stelsel. Denk hierbij aan de wettelijke verankering van het ‘Experiment Leeruitkomsten’ en de ontwikkeling met betrekking tot de Instellingsaccreditatie. Met de pilot sluiten we aan bij deze ontwikkelingen. Daarom wordt
zorgvuldig afgestemd met OCW en NVAO bij de ontwikkeling van het kwaliteitskader en de pilot.
Op Europees niveau werkt men ook aan een verdere uitwerking van microcredentials. De uitwerking van microcredentials kan bijvoorbeeld bijdragen aan het erkennen van elkaars onderwijs binnen het netwerk van Europese universiteiten. Enkele Nederlandse universiteiten werken in dat verband al samen met andere Europese universiteiten. De ontwikkelingen die in Europa gebeuren, zoals het MICROBOL-project, zullen meegenomen worden in de pilot die in Nederland loopt, om op die manier beide ontwikkelingen op elkaar aan te laten sluiten.
RIO staat voor Registratie Instellingen en Opleidingen. Het is een landelijk register waarin onderwijsinstellingen onderwijsaanbod, organisatievorm en onderwijserkenningen- en licenties in vastleggen. Het doel van het RIO is dat alle onderwijsinformatie op één plek komt te staan. Op dit moment is het RIO nog niet beschikbaar voor het hoger onderwijs. De verwachting is dat dit vanaf januari 2022 zal gebeuren. Het informatiemodel van RIO is reeds voorbereid op de komst van de microcredentials. Gedurende de pilot proberen we aan te sluiten bij de kansen die RIO ons biedt.
Het STAP-budget is een persoonlijk ontwikkelbudget voor iedereen. Met het STAP-budget (Stimulans ArbeidsmarktPositie) wil de overheid stimuleren dat iedereen ook tijdens een loopbaan blijft leren. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan het STAP-budget ingezet worden om microcredentials te behalen. Dit is echter geen verplichting. Deelname aan de STAP regeling is op geen enkele wijze gekoppeld aan deelname aan de pilot microcredentials.
De exacte wijze van evaluatie hangt onder meer af van de uiteindelijke invulling van het kwaliteitskader en de pilot. Wel is het belangrijk dat voor alle betrokkenen de doelstellingen van de pilot (en waarop monitor en evalueer je?) helder zijn. De evaluatie wordt uitgevoerd door een extern bureau. In de evaluatie van de pilot staan vier hoofdthema’s centraal: de uitwerking van het kwaliteitskader; de verdere juridische verankering van de microcredentials; de raakvlakken met initiële onderwijs; het gebruik van de microcredential door de professional.
Heb je vragen over de pilot Microcredentials? Neem dan contact op met:
Bart Lamboo bart.lamboo@surf.nl
Wil jij aan de slag met flexibilisering van het onderwijs? En daadwerkelijk flexibel onderwijs ontwikkelen binnen je instelling? Deze publicatie
Wil je van opleidingsroutes naar studentroutes? Speel dan samen met je collega’s Samen Versnellen, een spel ontwikkeld door de zone
Flexibilisering is een veelbesproken onderwerp in het hoger onderwijs. Maar wat zijn de behoeftes van de student als het gaat
Steeds meer onderwijs is flexibel en gepersonaliseerd. Dat zorgt voor uitdagingen rondom sociale binding van studenten onderling, met de opleiding
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees hier over onze Coookies